Soms word ik bezeten door een overheersende, allesconsumerende,
plotselinge, heftige jaloezie. En ik haat jaloers zijn. Liever ben ik
verdrietig of wanhopig, alles behalve jaloers. Want het is zo nutteloos en ik
schiet er niks mee op. Meer nog: je mag er eigenlijk niet echt voor uitkomen,
want het is niet gerechtvaardigd. Bovendien zullen mensen je daarna minder snel
hun verhaal vertellen uit angst dat je er jaloers van wordt. Wat een dilemma.
En dus zit ik dan met een gevoel dat ik verafschuw. Het vreet aan me.
Ik voel
me klote, omdat mijn moeder doodgaat. Dan lees ik berichtjes of hoor ik
verhalen aan over de leuke dingen die mijn vrienden doen of – nog erger op
zulke momenten – de dingen die niet goed gaan in hun ogen. Oh man, wat wil ik
dan graag dat ik geen zieke moeder had. Dat alles wel zijn gangetje ging. Dat ik
toekomstplannen kan maken zoals andere mensen dat doen. Dat ik twijfel of ik
nog wel verliefd ben op mijn vriend en dat dat dan het ergste is wat er aan de
hand is. Het meest rotte aan dat soort momenten van jaloezie is dat ze een
afstand creƫren tussen mij en iemand anders. Ik kan niet aan diegene uitleggen
wat het is of hoe ik me voel en ik kan al helemaal niet begrijpend blijven. Dus
neem ik afstand, neem ik niet op als iemand belt, stuur ik geen berichtje
terug.
Maar in mijn hoofd zeg ik alles. In mijn hoofd zie ik het helemaal voor
me, hoe ik daar dan sta tegenover je. Welke woorden ik tegen je zal zeggen.
Woorden die je pijn doen, die zo verschrikkelijk eerlijk zijn en tegelijkertijd
onwaar. Woorden waar je je niet tegen kunt verdedigen, woorden die je misschien
wel graag wilt horen na die zeven jaar van mijn ingehouden jaloezie. Woorden
die een ruzie zullen veroorzaken waar ik soms zo hard op hoop. Lekker ruzie
maken, totaal ongerechtvaardigd en geheel kwetsend. Wat moet dat fijn zijn. In
mijn hoofd laat ik alle remmen los. Wees maar niet bang, jij zult er niets van
merken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten