Ergens in een schriftje kwam ik een zin tegen die ik
ooit in een vluchtig moment heb opgeschreven: Mijn toekomst. Die was ik even
vergeten te plannen.
Als kanker opeens heel dichtbij komt, dichterbij dan waar je
ooit vanuit ging, pas je je leven daarop aan. Dat gaat vanzelf. Volgens mij is
het geen bewuste keuze. Voor mij was het dat niet. Ik wist altijd wel dat het
bijvoorbeeld mijn keuze was om niet voor lange tijd naar het buitenland te
gaan, maar toch voelde het niet zo. Ik kon me simpelweg niet voorstellen dat ik
me er goed bij zou voelen om zo lang van mama weg te gaan. Dus dan maar niet. Het
duurde jaren voor ik genoeg moed bij elkaar had verzameld om alleen maar een
maand naar de andere kant van de wereld te gaan. Het was fantastisch.
Die toekomst, daar heb ik me zo weinig mee bezig gehouden al
die jaren. In het begin durfde ik er überhaupt niet aan te denken. Tot het
opeens allemaal niet meer zo heftig was, niet meer zo acuut. Ik ging weer iets
verder vooruit denken, soms zelfs wel een heel jaar. Mijn gedachten over ‘later’
reikten steeds minder ver naarmate mama meer achteruit ging. Op het laatste dacht
ik niet eens aan de dag van morgen. Wat had het voor zin?
Kanker staat gelijk aan onzekerheid en wachten. Beide dingen
laten geen ruimte voor vijfjarenplannen en mooie en gelukkige toekomstdromen. Ze
leren je te leven bij de dag. Ze leren je stil te staan bij kleine momenten van
geluk en dan niet na te denken over
hoe die ook weer voorbij gaan. Nee, stilstaan.