donderdag 19 april 2012

Schattig


Het afgelopen jaar valt me steeds vaker een woord binnen als ik naar mijn mama kijk. Schattig. Eigenlijk is het niet een woord, maar een gevoel. Als ze stiekem hagelslag zo uit het pak naar binnen giet als ze denkt dat niemand kijkt. Als ze helemaal in haar eigen wereldje mee neuriet met een melodietje dat ze hoort. Als ze me met die grote ogen iets heel belangrijks vraagt. Als ze verontwaardigd reageert als ze vindt dat ze wordt achtergesteld. Als ze heel stellig ‘nee’ zegt op een vraag, zoals je daar alleen als klein kind mee weg komt zonder als onbeleefd over te komen. Dan vind ik haar zó ontzettend schattig, zo lief, dat ik het tot diep van binnen voel. Die schattigheid. Ik wil in haar wangetjes knijpen en haar over de bol aaien. Het is een vreemd gevoel om dat bij je moeder te hebben. Het klopt ergens niet, maar toch vind ik het mooi. Het is een zekere kwetsbaarheid die dat oproept. Ze is afhankelijk van ons – van haar familie – en wij zorgen voor haar. Dan ben je misschien wel op je kwetsbaarst.

Stiekem wil ik haar niet schattig vinden. Ze zou mij schattig moeten vinden, of mijn toekomstige kinderen. Kinderen die naar hun oma zouden moeten gaan. Maar zo is het niet en zo zal het ook niet zijn. 
Ach. Schattig is nog altijd beter dan zielig. 

dinsdag 17 april 2012

Hand


Gisteren pakte ze mijn hand zonder dat ze die nodig had om op te staan, om haar evenwicht te vinden of om te lopen. Ze pakte mijn hand omdat ze contact wilde maken en gezelschap zocht. En het maakte me zo gelukkig. De drie dagen ervoor was ze leeg geworden. Haar ogen stonden dof en ongeïnteresseerd. Alle sporen van levenslust verdwenen. Zo ken ik haar niet. Mijn mama is vrolijk. Mijn mama maakt grapjes en neemt niet veel serieus, zichzelf al helemaal niet. Mijn mama laat zich niet zomaar uit het veld slaan. Maar het was op, zij was op. Het is ook niet niks om te horen dat er niets meer aan te doen is, ook al wisten we dat al vanaf het begin. Elke dag weer achteruit gaan. Niet meer kunnen schrijven, lezen, televisie kijken. Praten is zo moeilijk geworden en alles kost energie. Natuurlijk ben je dan kapot. “Ik kan het niet meer opbrengen om iets leuk te vinden, om te genieten van dingen,” zei ze. Al die mensen met dat goedbedoelde advies: geniet van de tijd die je nog hebt. Geloof me, je moet niet wachten met genieten totdat mensen je dit vertellen, daar moet je al veel eerder mee beginnen.

Het is pijnlijk om haar zo te zien, want ik kan niets doen. Haar opvrolijken lukt me niet meer echt. Ik weet dat het bijna op is en dat het genoeg is geweest.

Maar gisteren pakte ze mijn hand en was er weer leven in haar ogen. Ik kan alleen maar hopen dat het leven daar nog even blijft sprankelen.

vrijdag 13 april 2012

Begrafenis


Ik denk niet dat er iemand is die weet hoe vaak ik heb nagedacht in de afgelopen jaren over haar begrafenis. Wat ik dan zal zeggen. In mijn gedachten sta ik daar, alleen achter zo’n katheder tegenover honderden mensen. Die zullen er zeker zijn, want zo is mama, altijd veel mensen om haar heen. Ik moet dan iets zeggen. Het moet recht doen aan wie ze was, aan de band die wij hadden, aan het verdriet dat we allemaal hebben. Het moet perfect zijn, want je hebt maar één kans. Er is geen generale repetitie zoals in die Amerikaanse films over bruiloften. De ‘rehearsal funeral’ bestaat niet. Zou wel een gaaf idee zijn, met de dode er dan nog levend bij. Nee, mam blijf nou stil liggen, want dat is volgende week ook zo.

Ik zal ze vertellen over wat ik nog van haar weet van voor ze ziek was. Ik zal een grapje maken, waardoor iedereen denkt: ja precies, zo was ze ook. Ik zal zeggen hoe het is geweest de afgelopen jaren. Ik zal zeggen dat ik haar nu al mis. Maar vooral zal ik zeggen wat een geluk we hebben gehad, samen.  

zaterdag 7 april 2012

Jaloezie


Soms word ik bezeten door een overheersende, allesconsumerende, plotselinge, heftige jaloezie. En ik haat jaloers zijn. Liever ben ik verdrietig of wanhopig, alles behalve jaloers. Want het is zo nutteloos en ik schiet er niks mee op. Meer nog: je mag er eigenlijk niet echt voor uitkomen, want het is niet gerechtvaardigd. Bovendien zullen mensen je daarna minder snel hun verhaal vertellen uit angst dat je er jaloers van wordt. Wat een dilemma. En dus zit ik dan met een gevoel dat ik verafschuw. Het vreet aan me. 

Ik voel me klote, omdat mijn moeder doodgaat. Dan lees ik berichtjes of hoor ik verhalen aan over de leuke dingen die mijn vrienden doen of – nog erger op zulke momenten – de dingen die niet goed gaan in hun ogen. Oh man, wat wil ik dan graag dat ik geen zieke moeder had. Dat alles wel zijn gangetje ging. Dat ik toekomstplannen kan maken zoals andere mensen dat doen. Dat ik twijfel of ik nog wel verliefd ben op mijn vriend en dat dat dan het ergste is wat er aan de hand is. Het meest rotte aan dat soort momenten van jaloezie is dat ze een afstand creëren tussen mij en iemand anders. Ik kan niet aan diegene uitleggen wat het is of hoe ik me voel en ik kan al helemaal niet begrijpend blijven. Dus neem ik afstand, neem ik niet op als iemand belt, stuur ik geen berichtje terug. 

Maar in mijn hoofd zeg ik alles. In mijn hoofd zie ik het helemaal voor me, hoe ik daar dan sta tegenover je. Welke woorden ik tegen je zal zeggen. Woorden die je pijn doen, die zo verschrikkelijk eerlijk zijn en tegelijkertijd onwaar. Woorden waar je je niet tegen kunt verdedigen, woorden die je misschien wel graag wilt horen na die zeven jaar van mijn ingehouden jaloezie. Woorden die een ruzie zullen veroorzaken waar ik soms zo hard op hoop. Lekker ruzie maken, totaal ongerechtvaardigd en geheel kwetsend. Wat moet dat fijn zijn. In mijn hoofd laat ik alle remmen los. Wees maar niet bang, jij zult er niets van merken.