donderdag 29 november 2012

Buurman


Jouw vader overleed gisteren.

Ik denk al de hele dag aan je. Zou je vandaag enveloppen hebben geschreven, net als ik zeven maanden geleden? Heb je ook een hekel soms aan al dat bezoek? Neem je wel genoeg tijd om gewoon naast hem te zitten? Want dit is het, dit is alles wat je nog krijgt. Zijn lichaam: dood, maar het is er nog even.

Ik denk aan vroeger en dat we op jouw bed sprongen, tegen elkaar aan, kijken wie er het eerst omviel. En aan dat we op de kamer van je ouders computerspelletjes speelden. Ik zie ons voor me hoe we samen geheime routes door het dorp verzonnen en hoe we zogenaamd detective speelden terwijl we mensen achtervolgden op de fiets. En nu zijn we zesentwintig allebei en halve wezen. Dit heeft toch nooit de bedoeling kunnen zijn? Hier klopt toch niets van? Ik snap het niet, ik snap het niet. Dat zinnetje komt al de hele dag bovendrijven. Ik snap hier helemaal niets van. 

Het is zo ontzettend klote dat mama is overleden en dat dit ons gebeurd is. Maar als we nou toch tenminste de enigen waren… Ik wil je bellen om te zeggen dat ik het zo erg vind dat jullie dit nu ook moeten meemaken. En je vertellen dat je vast geleefd wordt deze week, maar dat je echt alleen maar moet doen wat goed voelt. Dat je de tijd en de ruimte mag nemen voor jou en je vader. Ik wil je zeggen dat liefde niet tegelijk met een leven stopt.

We staan te ver van elkaar af. Dat weet ik. En ik hoop dat er vrienden zijn die je steunen nu, en die je ook over zeven maanden nog begrijpen en met je meeleven, zoals ik die heb.

Voor het geval dat ze ergens naartoe zijn, jouw vader en mijn moeder, heb ik haar al gevraagd een beetje voor hem te zorgen. Hij is niet alleen. En jij ook niet.