Volgens mij word ik steeds wat minder gebeld. En ik denk dat ik
het zelf schuld ben. De meesten, wat zeg ik, iedereen, denkt dat het wel goed
met mij gaat. Wat misschien ook wel waar is. Misschien ook niet – weet ik veel.
Ik ben gezellig als ik met mensen afspreek. Op feestjes dans ik en maak ik
grapjes. Ik ga erop uit en vraag naar hoe het gaat met iedereen. Net als
altijd.
Het gaat dus wel goed met haar, zullen ze denken.
Dit zorgt er dan voor dat ik geen idee heb wie ik moet
bellen of wat ik moet zeggen als het niet goed gaat. Als ik boos ben, maar geen
idee heb op wie. Als ik verdrietig ben, zomaar opeens. Als ik heel sterk de
drang heb om iets te moeten doen, maar niet weet wat dat ‘iets’ is. Dat zijn
trouwens de momenten waar ik het meest gek van word, echt gek. Dan voel ik dat
ik iets moet, dat er iets is wat ik wil, dat er iets in me zit wat eruit moet
knallen, maar ik weet niet wat. Geen idee wat ik met mezelf aanmoet dan. Het
liefst wil ik heel hard wegrennen van dat rare kind dat niet weet wat ze met de
wereld moet en in een hoekje ergens gaan zitten wachten tot dat gevoel weg is.
Maargoed. Ik krijg dus minder telefoontjes. Misschien wel
minder berichtjes in het algemeen. Ik denk dat het interessante, het urgente,
het allerverdrietigste er nu wel vanaf is voor de meesten. Dat ze dood is, er
niet meer is, er nooit meer zal zijn. Voor mij is dat niet weg en ik weet
gewoon niet hoe ik mijn
nog-wel-altijd-aanwezige-gevoel-dat-alles-niet-meer-klopt moet plaatsen in relatie
tot anderen.
Moeten anderen er überhaupt wel iets mee te maken hebben? Want
dat is natuurlijk ook de vraag: is het erg dat de aandacht minder is geworden?
Want hoeveel mensen ik ook zie, spreek, hoor – het is toch niet genoeg. Ze zijn
niet degene die ik echt wil; ze zijn niet mama.