De wereld merkt het eigenlijk niet: een mens minder. Al
bijna acht maanden lang heb ik nog geen teken van de wereld gezien waaruit
blijkt dat het niet meer functioneert zoals voor mama’s dood. Dingen gaan door.
Mensen vieren hun verjaardag. Het gaat weer sneeuwen. De krant staat elke dag
nog steeds vol met nieuws. Iedereen koopt cadeaus. De wereld verandert niet. De
wereld kan zonder die ene mens. Ze moet ook wel.
Het is voor veel mensen een rotidee dat een persoon zo verschrikkelijk weinig effect heeft op de wereld. Al die mensen die zo hun best doen om uit te blinken, om de beste te zijn, om het meeste geld te verdienen, om het opvallendste uit te zien, om het snelst van iedereen te zijn: het is zo nutteloos. We zijn allemaal – stuk voor stuk – voldoende, maar niet noodzakelijk.
De volledige nutteloosheid van leven, van in leven zijn,
ervaar ik elk moment van elke dag sinds ze dood is. Dat besef is niet altijd op
de voorgrond van al mijn gedachten, maar het is er. Dat is niet perse een
negatief gevoel. Ja, het brengt onverschilligheid met zich mee en ik denk
verdacht vaak over (mijn) doodgaan. Maar toch is het niet negatief. Het is een
soort rust. Of misschien is dat niet het goede woord. Berusting? Dat het
allemaal niets uitmaakt eigenlijk, dat gevoel.
Ik durf dat soort dingen nooit hardop te zeggen, want het
kan tot twee dingen leiden: mensen krijgen (nog meer) medelijden met me, of ze
denken dat het erg slecht met me gaat. Of allebei, dat is natuurlijk het meest
waarschijnlijk. Op beiden zit ik niet zo te wachten. Ik zou het er wel over
willen hebben, zonder dat iemand het afdoet als een teken van rouw of als een
fase van verdriet. Het is meer dan dat en het gaat niet alleen over mama of mij.
Maar toch. Mama, weet dat het niet uitmaakt dat de wereld niet
merkt dat jij er niet meer bent, want ik merk het wel. En ik mis je.