Dit stukje schreef ik jaren geleden en gaat over de tijd toen ze net ziek was. Toen ik negentien was.
Het was mijn studententijd, de tijd van je leven. Maar ik
voelde me zo anders, zo erbuiten. Stonden we ’s nachts in een of andere kroeg
en het was gezellig. Ik feestte vrolijk mee, totdat dat moment kwam waarvan ik
heel goed wist dat het altijd zou komen. Dan keek ik om me heen en zag al die
mensen: blij, dronken, uitbundig, zorgeloos. Tenminste, zo leek het.
Het enige
wat ik op dat moment kon denken was dat ik hier niet bij hoorde, dat ik er geen
deel van kon uitmaken, zo snel mogelijk weg moest. Het werd warmer en ik werd
duizeliger. Naar huis. Op de fiets werd ik pas rustig. Dan was ik alleen, precies
zoals ik me voelde terwijl ik door tientallen mensen werd omringd.
Mijn
vrienden waren er altijd wel en ik had minimaal twee handen nodig om de mensen
te tellen die ik ook ’s nachts mocht bellen, maar ik praatte er niet veel over.
Zoveel dacht ik er niet eens aan. Om een heel simpele reden: ik wilde het
helemaal niet, ik wilde helemaal niet dat mijn moeder ongeneeslijk ziek was.
Maar elk weekend ging ik naar huis en dan werd ik ermee geconfronteerd. Ze was
vergeetachtig geworden. Dan hadden we ruzie, omdat ik veel te ongeduldig was om
alles meer dan drie keer te herhalen, en eindigden we allebei huilend omdat
mama opeens zei: “ik weet helemaal niet meer waarom we ruzie maakten”. Dan keek
ik naar haar, naar de vrouw die ooit mijn alles-regelende gezonde moeder was en
nu langzaam aan het afglijden was, en ik besefte dat ik afscheid aan het nemen
was. Afscheid van een gezonde moeder. Eentje die alleen de trap kan aflopen,
zonder dat ik haar hand moet vasthouden. Eentje waar je gewoon mee kan gaan
winkelen zonder dat je in de gaten moet houden of ze je niet uit het oog
verliest en hulpeloos midden in de winkel staat. Eentje waarmee je knallende
ruzie kan maken zonder je schuldig te voelen. Eentje aan wie je kan uitleggen
waar je precies mee bezig bent bij je studie zonder dat je twijfelt of ze het
wel snapt en of ze het de volgende dag nog wel weet.
Na zo’n weekend stond ik
maandagochtend op het station, totaal uitgeput en van mijn energie beroofd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten