dinsdag 3 juli 2012

Keel


Ik zat op een bankje op het station en ineens wist ik wat het betekent als iets je naar de keel grijpt. Ik zag kraakhelder een beeld voor me van die laatste week van haar leven. Mama op de po-stoel. Zo’n lelijke stoel met een blauwleren zitting en rugleuning, waar dan een emmer onderhangt. Ze zat erop, ondersteund door twee verpleegsters van de thuiszorg, maar ze snapte niet wat ze moest doen. Ik stond voor haar, door mijn knieĆ«n gebogen om haar recht aan te kunnen kijken. Je kan nu gewoon plassen mama, doe het maar. Als je het nu gewoon laat gaan, wordt het opgevangen door die emmer. Ze keek me aan met lege ogen die niets meer uitstraalden behalve algehele moeheid. Nee, dat beschrijft het niet goed genoeg. Allesoverheersende, totale, kapotmakende, laat-het-alsjeblieft-over-zijn moeheid.

Je hoort mensen wel eens zeggen: het was gewoon op. Ik denk dat ik pas op dat moment echt begreep wat die zin betekent. Net als dat ik sinds vanochtend pas voor het eerst begrijp wat het is als iets je naar de keel grijpt. Dat je in een flits zo’n beeld op je af ziet komen, zo plotseling dat het pijn doet in je keel. Alsof je moet huilen, maar tegelijk niet meer kan ademen. Alsof alles even stilstaat. Alles in mijn lichaam kon ik horen kloppen.

Ik hoorde het mezelf weer zeggen: goed zo, mama. Omdat ze geplast had terwijl er vier mensen om haar heen stonden. Wat is waardigheid?

Toen kwam de trein en moest ik opstaan en instappen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten